Door de onderwijsvrijstelling te koppelen aan de expliciete voorwaarde dat de betrokken instelling « niet systematisch » het maken van winsten mag beogen, lijkt men een voorwaarde te hanteren die niet strookt met de communautaire interpretatie van het « gebrek aan winstoogmerk », en riskeert men de poort open te zetten voor tal van betwistingen die men niet
zou hebben als men alleen maar de door iederee
n gekende voorwaarde zou stellen dat de betrokken instelling ge
en winstoogmerk mag hebben ...[+++].
En liant l'exemption pour l'enseignement à la condition que l'organisme concerné n'ait « pas pour but la recherche systématique du profit », le législateur insère une condition qui ne paraît pas concorder avec l'interprétation communautaire de « l'absence de but lucratif », ce qui risque d'être un nid à procès dont on ferait l'économie si la loi se contentait de se référer à la condition (bien connue) que l'organisme concerné ne peut pas avoir de but lucratif.