Blijkbaar wordt in het benoemingsbeleid, zowel van de minister als van de Hoge Raad voor justitie, er van uitgegaan dat uit de formulering van artikel 207, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek moet worden afgeleid dat een advocaat die tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeidsrechtbank wordt benoemd en op dat ogenblik reeds aan de voorwaarden voldoet om als raadsheer te worden benoemd (15 jaar balie-ervaring plus laureaat examen inzake beroepsbekwaamheid) ingevolge deze benoeming niet meer voldoet aan de benoemingsvoorwaarden om als kandidaat voor een ambt van raadsheer te postuleren en dat hij minstens 5 jaar effectief als magistraat in eerste aanleg m
oet blijven zetelen ...[+++] alvorens zich kandidaat te kunnen stellen voor het hof van beroep.
Il apparaît que tant la politique de nomination du ministre que celle du Conseil supérieur de la justice partent du principe que l'article 207, § 3, du Code judiciaire implique qu'un avocat qui serait nommé juge soit auprès du tribunal de première instance, soit auprès du tribunal de commerce ou encore auprès du tribunal de travail et qui répondrait, à cet instant déjà, aux conditions permettant d'être nommé conseiller (c'est-à-dire qu'il disposerait d'une expérience de 15 années au moins au barreau et aurait réussi l'examen d'aptitude professionnelle) ne répondrait plus, du fait de sa nomination en tant que juge, aux conditions de nomination au poste de conseiller et devrait siéger activement pendant 5 ans au moins en tant que magistrat au tr
ibunal de ...[+++]première instance avant de pouvoir présenter sa candidature pour la cour d'appel.