In geval van afwezigheid of verhindering van een directeur worden de delegaties waarvoor hij een machtiging heeft gekregen en de delegaties bedoeld in het eerste en tweede lid, indien er geen andersluidende verordeningbepalingen bestaan of indien door de titularis van het ambt geen bijzondere voorzieningen zijn getroffen, tijdens de duur van de afwezigheid of de verhindering toegekend aan een ambtenaar met ten minste rang A5 van de betrokken Directie».
En cas d'absence ou d'empêchement d'un directeur, les délégations dont il est investi ainsi que les délégations visées aux alinéas 1 et 2, sont, à défaut de dispositions réglementaires contraires ou de dispositions particulières prises par le titulaire de la fonction, accordées pendant la durée de l'absence ou de l'empêchement, à un fonctionnaire de rang A5 au moins de la Direction concernée».