Zij zijn van mening dat een van de drie zaken die door de Europese Commissie zijn aangevoerd (voetnoot 65) om dat deel van haar besluit te verantwoorden (C-156/98, Nederland t. Commissie), volledig vreemd is aan de hypothese van een voordeel dat uit een betere toegang tot de kapitaalmarkt voortvloeit, en dat de Europese Commissie niet uitlegt in w
elk opzicht de twee andere zaken waarop zij zich beroept (C-382/99, Duitsland t. Commissie, en T-445/05, Associazione italiana del risparmio gestito e Fineco Asset Management SpA t. Commissie), kunnen worden gelijkgesteld met de hypothese van een voordeel dat voortvloeit uit de instandhouding va
...[+++]n het kapitaal van een erkende coöperatieve vennootschap.
Elles considèrent que l'une des trois affaires, invoquées par la Commission européenne (note subpaginale 65) pour justifier cette partie de sa décision (C-382/99, Pays-Bas c. Commission), est totalement étrangère à l'hypothèse d'un avantage découlant d'un meilleur accès au marché des capitaux et que la Commission n'explique pas en quoi les deux autres affaires qu'elle invoque (C-156/98, Allemagne c. Commission et T-445/05, Associazione italiana del risparmio gestito e Fineco Asset Management SpA c. Commission) sont assimilables à l'hypothèse d'un avantage découlant du maintien du capital d'une société coopérative agréée.