« Art. 20 bis. § 1. Elke aanvrager bedo
eld in artikel 4, § 3ter, van het voornoemde koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, inbegrepen voor de gevallen bedoeld in artikel 4, § 3quater, eerste lid, 3°, 4° of 5°, van dat besluit, behalve als de oorspronkelijke vergunninghouder nog de houder is van de vergunning die werd verleend na 4 juli 1973, wordt geacht te beschikken over een tij
delijke vergunning, gedurende een termijn die twee jaar bedraagt, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 8 december 19
...[+++]99 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken.
« Art. 20 bis. § 1. Tout demandeur visé à l'article 4, § 3ter de l'arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 précité, y compris pour les cas visés à l'article 4, § 3quater, alinéa 1, 3°, 4° ou 5°, de cet arrêté, sauf si le détenteur initial est toujours détenteur de l'autorisation qui a été délivrée après le 4 juillet 1973, est considéré comme étant titulaire d'une autorisation temporaire pendant un délai de deux ans, à compter de l'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 8 décembre 1999 modifiant l'arrêté royal du 25 septembre 1974 concernant l'ouverture, le transfert et la fusion d'officines pharmaceutiques ouvertes au public.