- heeft in de voorafgaande vijf jaar ten minste de helft van zijn arbeidstijd als meewerkend gezinslid of werknemer in de landbouw aan werkzaamheden op landbouwbedrijven besteed,
- avoir consacré à l'agriculture au moins la moitié de son temps de travail en qualité d'aide familial ou de salarié agricole pendant les cinq années qui précèdent la cessation,