Met zijn arrest nr. 92/2004 heeft het Grondwettelijk Hof, toen het Arbitragehof, geoordeeld dat het verschil in behandeling dat in het nadeel van de vreemdelingen is ingevoerd bij artikel 4 van de wet van 27 februari 1987, bepaling die in de onderhavige zaak in het geding is, niet kennelijk onverantwoord was en niet in strijd was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 191 ervan, met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
Par son arrêt n° 92/2004, la Cour constitutionnelle, alors Cour d'arbitrage, a considéré que la différence de traitement établie au détriment des étrangers par l'article 4 de la loi du 27 février 1987, qui est la disposition en cause dans la présente affaire, n'était pas manifestement injustifiée et qu'elle ne violait pas les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec son article 191, avec l'article 14 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à cette Convention.