Hij kan in dat geval dus niet meer weigeren de vraag te stellen, met als overweging dat een decreetsbepaling moet worden geacht « grondwettig te zijn zolang het Arbitragehof geen uitspraak heeft gedaan over de schending door die bepaling van de artikelen 10, 11 of 24 van de gecoördineerde Grondwet » (81).
Dans pareil cas, il ne pourra donc plus refuser de poser la question en considérant qu'une disposition d'un décret doit être réputée « être conforme à la Constitution tant que la Cour d'arbitrage n'a pas statué sur la violation par cette disposition des articles 10, 11 ou 24 de la Constitution coordonnée » (81).