Uit de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten en uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die wetsbepalingen een vers
chil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een poging tot moord uitmaken en die zijn gepleegd minder dan vijf jaar nadat die inverdenkinggestelden een gevangen
...[+++]isstraf van minstens één jaar hebben ondergaan of nadat die straf is verjaard : enerzijds, diegenen ten aanzien van wie de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling de verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens verzachtende omstandigheden gelast en, anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het onderzoeksgerecht de verwijzing naar het hof van assisen gelast.Il ressort des faits soumis au juge a quo et de la motivation de la décision de renvoi que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité de l'artic
le 56, alinéa 2, du Code pénal, lu en combinaison avec l'article 2, alinéas 1 et 3, 2°, de la loi du 4 octobre 1867, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que ces dispositions législatives établiraient une différence de traitement entre deux catégories d'inculpés auxquels sont reprochés des faits constitutifs d'une tentative d'assassinat, commis moins de cinq ans après que ces inculpés ont subi ou prescrit une peine d'emprisonnement d'au moins un an : d'une part, ceux dont
...[+++]la chambre du conseil ou la chambre des mises en accusation ordonne le renvoi devant le tribunal correctionnel en raison de circonstances atténuantes et, d'autre part, ceux dont la juridiction d'instruction ordonne le renvoi devant la cour d'assises.