« Het Grondwettelijk Hof heeft deze kwestie, met betrekking tot de werking van de aanvullende kamers ter bestrijding van de gerechtelijke achterstand binnen de hoven van beroep in het arrest van 3 maart 1999 (nr. 29/99) geanalyseerd en heeft geoordeeld dat slechts mits naleving van uitzonderlijke maatregelen en binnen een beperkt tijdskader en met het oog op een precieze taak -de wegwerking van de onaanvaardbare gerechtelijke achterstand uit het verleden de wetgever me
t de wet van 9 juli 1997 houdende maatregelen teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken bij de hoven van beroep (Belgisc
h Staatsblad van 13 ...[+++]augustus 1997) vermocht advocaten als plaatsvervangend raadsheer in aanvullende kamers te laten tussenkomen.« (traduction) La Cour constitutionnelle a analysé, dans son arrêt du 3 mars 1999 (nº 29/99), la question des chambres supplémentaires visant à lutter contre l'arriéré judiciaire dans les cours d'appel, et elle a jugé que le législateur ne pouvait, par
la loi du 9 juillet 1997 contenant des mesures en vue de résorber l'arriéré judiciaire dans les cours d'appel (Moniteur belge du 13 août 1997), faire intervenir des avocats en tant que conseillers suppléants dans des chambres supplémentaires que parce qu'il s'agissait de mesures exceptionnelles qui se limitaient à une période déterminée, en vue de l'accomplissement d'une mission précise, à
...[+++] savoir la résorption de l'arriéré judiciaire inacceptable du passé.