3. Voor de toepassing van dit artikel zijn „bijzondere of uitsluitende rechten” rechten die zijn verleend door een bevoegde autoriteit van een lidstaat door middel van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 omschreven activiteiten aan een of meer instanties voorbehouden blijft, waardoor de mogelijkheden van andere instanties om dezelfde activiteit uit te oefenen wezenlijk nadelig worden beïnvloed.
3. Aux fins du présent article, les «droits spéciaux ou exclusifs» sont des droits accordés par l'autorité compétente d'un État membre, au moyen de toute disposition législative, réglementaire ou administrative ayant pour effet de réserver à une ou plusieurs entités l'exercice d'une activité définie aux articles 8 à 14 et d'affecter substantiellement la capacité des autres entités d'exercer cette activité.