Art. 16. Met toepassing van artikel 125, § 3, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004, dient onder « bijkomend of tijdelijk » verstaan te worden, het aanhouden, te rekenen vanaf het derde jaar, van de in het eerste lid van die paragraaf bedoelde termijnbeleggingen, liquide middelen, effecten of afgeleide financiële instrumenten, voor een globaal bedrag van maximaal 30 % van het balanstotaal, zoals blijkt uit de toepassing van de gemeenrechtelijke boekhoudregels, of voor een maximale duur van 2 jaar.
Art. 16. En application de l'article 125, § 3, alinéa 2, de la loi du 20 juillet 2004, il y a lieu d'entendre par « accessoirement ou temporairement » la détention, à compter de la troisième année, des placements à terme, liquidités, titres et instruments financiers dérivés visés à l'alinéa 1 de ce paragraphe à concurrence d'un montant global de 30% maximum du total du bilan, tel qu'il apparaît en application des règles comptables de droit commun, ou pour une durée maximale de 2 ans.