Er kan worden aanvaard dat de
wetgever, vanuit de zorg om de in B.4 en B.5 vermelde vertrouwensrelatie tussen de verzekerde en de verzekeringstussenpersoon te waarborgen, aan dat verbod een a
utomatisch karakter verleent, waarbij hij de CBFA niet toestaat rekening te houden met de mate waarin d
e feiten die aan de basis liggen van de veroordeling die tot het beroepsverbod heeft geleid, die vertrouwensrelatie in het gedrang kunnen bre
...[+++]ngen.
Il peut être admis que le législateur, dans le souci de garantir la relation de confiance, évoquée en B.4 et B.5, entre l'assuré et l'intermédiaire d'assurances, confère à cette interdiction un caractère automatique en ne permettant pas à la CBFA de tenir compte de la mesure dans laquelle les faits qui sont à l'origine de la condamnation ayant entraîné l'interdiction professionnelle sont de nature à mettre en cause cette relation de confiance.