Een levensverzekeringscontract dat oorspronkelijk aangegaan was voor een periode van minder dan 10 jaar en waarvan de looptijd wordt verlengd zodat hij minimum 10 jaar bedraagt, kan in principe aan de voorwaarde inzake looptijd, opgelegd door art. 145, 1°, c; 145, § 1, eerste lid, 4°, c; 145, eerste lid, 2°, c; 145, § 1, 1°, c, WIB 92 en art. 115, § 1, 4°, c, WIB 92 zoals het bestond alvorens te zijn opgeheven bij art. 22 Wet van 8 mei 2014 (BS 28.5.2014 (ed. 2)) en van toepassing blijft op de in art. 539, WIB 92 bedoelde gevallen, beantwoorden vanaf het ogenblik waarop de wijziging wordt doorgevoerd.
Un contrat d'assurance-vie qui a initialement été conclu pour une période de moins de 10 ans et dont la durée est prolongée de sorte qu'il atteigne une durée d'au moins 10 ans, peut en principe répondre à partir du moment où les modifications ont été apportées aux conditions en matière de durée, imposées par les art. 145, 1°, c; 145, § 1, al. 1, 4°, c; 145, al. 1, 2°, c; 145, § 1, 1°, c, CIR 92 et par les art. 115, § 1, 4°, c, CIR 92 tels qu'ils existaient avant d'être abrogés par l'art. 22 de la Loi du 8 mai 2014 (MB 28.5.2014 (éd. 2)) et qui reste d'application pour les cas visés à l'art. 539, CIR 92.