Daaruit volgt dat de door de verzoekende partij, terecht of ten onrechte, toegeschreven bedoelingen, wanneer zij stelt dat de aangevochten maatregel ertoe strekt een bepaalde organisatie te bevoordelen, niet kunnen volstaan om het discriminerende karakter van de aan de Regering verleende machtiging aan te tonen.
Il s'ensuit que le procès d'intention fait par la requérante lorsqu'elle affirme que la mesure attaquée tend à favoriser une organisation déterminée ne peut suffire, fondé ou non, à démontrer le caractère discriminatoire de l'habilitation donnée au Gouvernement.