Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 26, eerste lid, van het WIB 1992, zoals het op de aanslagjaren 2002 tot 2004 van toepassing was, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling invoert tussen de Belgische ingezeten ondernemingen en de ondernemingen die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere Staat die partij is bij het Arbitrageverdrag.
La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de l'article 26, alinéa 1, du CIR 1992, tel qu'il était applicable aux exercices d'imposition 2002 à 2004, en ce que cette disposition établit une différence de traitement entre les entreprises résidentes belges et les entreprises établies sur le territoire d'un autre Etat partie à la Convention d'arbitrage.