In verband met de behandeling van de lopende overeenkomsten heeft hij de curator de bevoegdheid willen verlenen om te beslissen of hij al dan niet de overeenkomst uitvoert; « zou hij dit niet kunnen doen, dan zouden bepaalde schuldeisers meer rechten kunnen laten gelden tegenover de boedel dan andere en zou het gelijkheidsbeginsel doorkruist worden » (ibid., nr. 631/1, p. 23).
Concernant le sort des contrats en cours, il a voulu confier au curateur le pouvoir de décider s'il exécute ou non le contrat, « faute de quoi certains créanciers pourraient obtenir plus de la faillite que d'autres, ce qui violerait le principe de l'égalité » (ibid., n 631/1, p. 23).