38. Aan die uitlegging wordt niet afgedaan door de verplichting om artikel 15, sub b, van richtlijn 2004/83 uit te leggen met inachtneming van artikel 19, lid 2, van het Handvest (zie in die zin arrest Abed El Karem El Kott e.a., C-364/11, EU: C: 2012: 826, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak), volgens hetwelk niemand mag worden verwijderd naar een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan onmenseli
jke of vernederende behandelingen wordt onderworpen, alsmede met inachtneming
van artikel 3 EVRM waarmee laatstgenoemd artik ...[+++]el in wezen overeenstemt (arrest Elgafaji, EU: C: 2009: 94, punt 28).
38. L'obligation d'interpréter l'article 15, sous b), de la directive 2004/83 dans le respect de l'article 19, paragraphe 2, de la Charte (voir, en ce sens, arrêt Abed El Karem El Kott e.a., C-364/11, EU: C: 2012: 826, point 43 et jurisprudence citée), selon lequel nul ne peut être éloigné vers un Etat où il existe un risque sérieux qu'il soit soumis à des traitements inhumains ou dégradants, et en prenant en considération l'article 3 de la CEDH auquel il correspond en substance (arrêt Elgafaji, EU: C: 2009: 94, point 28), n'est pas de nature à remettre en cause cette interprétation.