30. wijst erop dat voedsel het belangrijkste collectieve goed is dat door de landbouwsector wordt geproduceerd; onderkent dat de boeren ook een aantal collectieve goederen leveren waarvoor zij via de markt niet worden beloond; dringt er daarom op aan dat zij hiervoor een eerlijke beloning moeten krijgen, alsmede verdere stimulansen om te blijven zorgen voor veilige producten van hogere kwaliteit, betere omstandigheden voor het dierenwelzijn en bijkomende milieuvoordelen, en dat er daarnaast meer werkgelegenheid moet worden gecreëerd om het landelijke karakter van de agrarische gebieden in heel Europa in stand te kunnen houden;
30. souligne que les denrées alimentaires sont les biens publics les plus importants produits par l'agriculture; reconnaît que les agriculteurs fournissent de nombreux biens publics pour lesquels le marché ne les rémunèrent pas; insiste dès lors sur le fait qu'ils doivent être rémunéré justement et davantage incités à continuer à fournir des produits sûrs et de qualité supérieure, à améliorer les conditions de bien-être des animaux et à apporter des bienfaits environnementaux supplémentaires tout en créant davantage d'emplois, dans le but de préserver les campagnes en Europe;