Een naamloze vennootschap die - net zoals de vennoots
chap die aanleiding heeft gegeven tot de eerste prejudiciële vraag - aan een van haar bestuurders een interest heeft betaald of toegekend die wordt beoogd door artikel 18, eerste lid, 3°, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, tussen 27 maart en 28 juli
1992, gedurende een belastbaar tijdperk dat vóór 10 augustus 1992 werd afgesloten, bevindt zich evenmin in een situatie die wezenlijk verschilt van die van een naamloze vennootschap di
...[+++]e tussen 29 juli en 9 augustus 1992 zulk een interest heeft betaald of toegekend gedurende een belastbaar tijdperk dat uiterlijk op die laatste datum werd afgesloten.
La société anonyme qui - à l'instar de la société qui est à l'origine de la première question préjudicielle - a payé ou attribué à un de ses administrateurs des intérêts visés par l'article 18, alinéa 1, 3°, deuxième tiret, du Code des impôts sur les revenus 1992 entre le 27 mars et le 28 juillet 1992, au cours d'une période imposable close avant le 10 août 1992, n'est pas non plus dans une situation différente de celle de la société anonyme qui a, entre le 29 juillet et le 9 août 1992, payé ou attribué de tels intérêts au cours d'une période imposable close au plus tard à cette dernière date.