In zijn arresten van 29 september 1999, nrs. 33 267 en 34 482, gepubliceerd in V-N 1999/46.9 respectievelijk V-N 1999/46.8, heeft de Hoge Raad der Nederlanden beslist dat een gezamenlijke uitleg die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming aan een in het verdrag opgenomen uitdrukking hebben gegeven slechts bindend is voor de respectievelijke belastingadministraties, maar dat die gezamenlijke uitleg de belastingrechter niet kan ontslaan van zijn verplichting om het verdrag uit te leggen indien in een voor hem aanhangig geschil daarop een beroep wordt gedaan.
Dans ses arrêts du 29 septembre 1999, nº 33 267 et 34 482, publiés respectivement au V-N 1999/46.9 et V-N 1999/46.8, le Hoge Raad der Nederlanden a décidé quune interprétation commune donnée par les autorités compétentes des États contractants dans le cadre d'une procédure amiable à un terme ou expression employé dans la Convention ne lie que les administrations fiscales respectives et que cette interprétation commune ne dispense pas le juge fiscal de son obligation dinterpréter la Convention lorsqu'il en est requis dans le cadre d'une affaire en cours.