In paragraaf 4 is bepaald dat de aangezochte Staat een verzoek tot het verlenen van invorderingsbijstand niet in hoeft te willigen indien de aanzoekende Staat binnen de grenzen der redelijkheid zelf op zijn eigen grondgebied niet alle mogelijkheden tot inning van de desbetreffende belastingvorderingen heeft benut, of indien en voor zover de aangezochte Staat de desbetreffende belastingvordering in strijd acht met het verdrag of met enig ander verdrag waarbij beide verdragsluitende Staten partij zijn.
Le paragraphe 4 précise que l'État requis n'est pas obligé de donner suite à une demande d'assistance au recouvrement lorsque l'État requérant n'a pas lui-même épuisé dans les limites de ce qui est raisonnable tous les moyens dont il dispose sur son propre territoire en vue de recouvrer les créances fiscales concernées, ou lorsque et dans la mesure où l'État requis estime que la créance fiscale concernée est contraire aux dispositions de la Convention ou de toute autre convention à laquelle les deux États contractants sont parties.