2. Zo ja, denkt zij specifiek aan bepaalde typisch Belgische gerechten (Belgische mosselen, frieten, pralines, chocolade, abdijbieren, Belgisch bier in het algemeen, Belgisch witloof, spruiten, Belgische kazen, vleesgerechten, .)?
2. Dans l’affirmative, songe-t-elle plus particulièrement à certains plats typiquement belges (moules belges, frites, pralines, chocolat, bières d’abbaye, bière belge en général, chicons belges, choux de Bruxelles, fromages belges, plats de viande, .) ?