Negen lidstaten (België, Denemarken, Duitsland [65], Griekenland, Frankrijk, Italië, Nederland, Zweden en Finland) hebben wetgeving die ervoor zorgt dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in de artikelen 3 tot 5 genoemde delicten, gepleegd in hun voordeel door personen die een leidende positie bekleden bij de rechtspersoon.
Neuf États membres (Belgique, Danemark, Allemagne [65], Grèce, France, Italie, Pays-Bas, Suède et Finlande) la loi permet de déclarer les personnes morales responsables des infractions visées aux articles 3 à 5, commises pour leur compte par des personnes exerçant un pouvoir de direction en leur sein.