De Raad van State beëindigt zijn redenering als volgt : « Om te stellen dat een bijzondere wet voldoende is om de organieke wetgeving betreffende de plaatselijke besturen te regionaliseren, is het dus niet voldoende ervan uit te gaan dat een bemoeiing van de grondwetgever niet nodig was om de gedeeltelijke regionaliseringen van 1980, 1993 en 1997 mogelijk te maken.
Le Conseil d'État termine son raisonnement en proclamant que : « Pour affirmer qu'une loi spéciale suffit pour régionaliser la législation organique relative aux pouvoirs locaux, il ne suffit donc pas de dire que l'intervention du constituant n'était pas nécessaire pour permettre les régionalisations partielles de 1980, 1993 et 1997.