Om ervoor te zorgen dat ondernemingen bereid zijn vrijwillig verklaringen af te leggen waarin zij, in het kader van een clementieregeling of een schikkingsprocedure, tegenover een mededingingsautoriteit hun betrokkenheid bij een inbreuk op het mededingingsrecht van de Unie of het nationale mededingingsrecht erkennen, is het aan de rechter om te beoordelen of dergelijke verklaringen moeten worden uitgesloten van de toegang tot bewijsmateriaal.
Pour faire en sorte que les entreprises soient disposées, dans le cadre d'un programme de clémence ou d'une procédure de transaction, à produire spontanément des déclarations dans lesquelles elles reconnaissent leur participation à une infraction au droit national de la concurrence ou à celui de l'Union, les juridictions doivent évaluer la question de savoir si la divulgation des preuves ne s'applique pas à ces déclarations.