Moeten de artikelen 43 EG en 49 EG aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel verzetten tegen een wettelijke regeling van een lidstaat als die van artikel 88 van de T.U.L.P.S., volgens welke „de vergunning voor de exploitatie van weddenschappen uitsluitend kan worden verleend aan personen die houder zijn van een concessie of van een vergunning die is verleend door het ministerie of een andere entiteit waaraan de
bevoegdheid voor de organisatie en het beheer van weddenschappen krachtens de wet is voorbehouden, alsook aan personen die door de concessie- of vergunninghouder daarmee zijn belast op grond van die concessie of die vergunni
...[+++]ng”, en van artikel 2, lid 2 ter, van decreto legge nr. 40 van 25 maart 2010, omgezet bij wet nr. 73/2010, waarin is bepaald dat „artikel 88 van de gecoördineerde tekst van de wetten inzake openbare veiligheid, zoals opgenomen in koninklijk besluit nr. 773 van 18 juni 1931, zoals gewijzigd, aldus wordt uitgelegd dat de erin bedoelde vergunning, wanneer zij wordt afgegeven voor commerciële bedrijven waarin openbare kansspelen met geldwinst worden geëxploiteerd en ingezameld, slechts rechtgevolgen heeft wanneer voordien aan de eigenaars van dergelijke bedrijven door het ministerie van Economie en Financiën — Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato (Autonoom bestuur voor staatsmonopolies), een concessie voor de exploitatie en de inzameling van dergelijke kansspelen is verleend”?Les articles 43 CE et 49 CE doivent-ils être interprétés en ce sens qu’ils font, par principe, obstacle à une réglementation nationale comme celle des articles 88 du T.U.L.P.S., aux termes duquel «la licence pour la collecte des paris peut être accordée exclusivement à ceux qui détiennent une concession ou une autorisation du ministère ou d’autres entités auxquelles la loi r
éserve la faculté d’organiser ou d’exploiter des paris, ainsi qu’à ceux qui en ont été chargés par le concessionnaire ou par le titulaire de l’autorisation, en vertu de cette même concession ou autorisation», et 2, paragraphe 2-ter, du décret-loi no 40, du 25 mars 201
...[+++]0, converti par la loi no 73/2010, disposant que «l’article 88 du texte unique des lois en matière de sécurité publique, résultant du décret royal no 773 du 18 juin 1931, tel que modifié, doit être interprété en ce sens que la licence qui y est visée, lorsqu’elle est délivrée pour des établissements commerciaux au sein desquels est exercée une activité d’exploitation et de collecte de jeux publics avec des gains en numéraire ne doit être considérée comme produisant des effets que suite à la délivrance aux titulaires de ces établissements de la concession spéciale aux fins de l’exploitation et la collecte de ces jeux par le ministère de l’Économie et des Finances — Administration autonome des monopoles d’État»?;