Voor de berekening van het eigen vermogen op individuele basis, kunnen de lidstaten bepalen dat kredietinstellingen die onderworpen zijn aan toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig hoofdstuk 4, afdeling 1 of aan het aanvullende toezicht overeenkomstig Richtlijn 2002/87/EG, de onder l) tot en met p) van artikel 57 bedoelde bestanddelen die worden gehouden in kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings of herverzekeringsondernemingen die onder het toepassingsgebied van het toezicht op geconsolideerde basis of van het aanvullende toezicht vallen, niet hoeven af te trekken.
Les États membres peuvent prévoir que, pour le calcul des fonds propres sur une base individuelle, les établissements de crédit soumis à une surveillance consolidée en application du chapitre 4, section 1, ou à une surveillance complémentaire en application de la directive 2002/87/CE peuvent ne pas déduire les éléments visés à l'article 57, points l) à p), qui sont détenus dans des établissements de crédit, des établissements financiers, des entreprises d'assurance ou de réassurance ou des compagnies holdings d'assurance relevant du champ d'application de la surveillance consolidée ou complémentaire.