De vertegenwoordiger van de minister van Justitie antwoordt dat in de memorie van toelichting wordt bepaald dat : « Indien een minderjarige het slachtoffer is van gedwongen verdwijning, is de situatie gelijk te stellen met de gedwongen verdwijning van een volwassene en dat wordt dan ook geregeld in de bepalingen van het Verdrag, met als verschil dat ten aanzien van de dader een verzwarende omstandigheid kan worden ingeroepen bij de beslissing over de opgelegde straf» (stuk Senaat, nr. 4-1505/1, blz. 16).
Le représentant du ministre de la Justice répond que l'exposé des motifs prévoit que « Lorsqu'un mineur est victime de disparition forcée, la situation est assimilable à la disparition forcée d'un adulte et est donc régie par les dispositions de la Convention, à la différence qu'une circonstance aggravante peut être prévue à l'encontre de l'auteur lors de la décision sur la peine encourue » (do c. Sénat, nº 4-1505/1, p. 16).