De Raad van State had die bepalingen in hun ontwerpfase destijds fel bekritiseerd, door aan te voeren dat ze met name haaks stonden op de status van het openbaar ministerie en op de rechten van verdediging. Er werd namelijk niet in de mogelijkheid voorzien om, wanneer het parket de vordering inleidt, om de interventie van een advocaat te verzoeken.
Le Conseil d'État avait à l'époque vertement critiqué ce projet estimant qu'il était notamment contraire au statut du ministère public et aux droits de la défense dans la mesure où la possibilité de demander l'intervention d'un avocat n'était pas prévue lorsque le parquet introduit l'action.