De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat keuze en invulling van de beleidsplannen en –maatregelen niet leiden tot een ongelijke en daardoor concurrentievervalsende behandeling van ondernemingen in een bepaalde sector, als dit niet op objectieve gronden, bijvoorbeeld voor- en nadelen voor het klimaat, gerechtvaardigd is.
Les États membres veillent à ce que du choix et de l'aménagement des instruments politiques et des mesures ne résulte aucune inégalité de traitement source de distorsion de concurrence pour des entreprises d'un secteur qui ne serait pas justifiée par des raisons objectives comme des avantages et des inconvénients en matière de politique climatique.