Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag en de feiten die aan het verwijzingsarrest ten grondslag liggen, blijkt dat de vraag noopt tot een vergelijki
ng tussen feitelijk gescheiden echtgenoten op wier goederen een aanslag, gevestigd op naam van de andere echtgenoot, wordt ingevord
erd, naargelang zij zich, vanwege de in artikel 97, tweede lid, van de wet van 15 maart 1999 vervatte bepaling,
al dan niet kunnen beroepen op de in de artikel ...[+++]en 366 en 376 van het W.I. B.
Les termes de la question préjudicielle et les faits à la base de l'arrêt de renvoi révèlent que la question a pour objet une comparaison entre les conjoints séparés de fait sur les biens desquels une imposition établie au nom de l'autre conjoint est mise en recouvrement selon qu'ils peuvent ou non, en raison de la disposition contenue à l'article 97, alinéa 2, de la loi du 15 mars 1999, se prévaloir des droits inscrits aux articles 366 et 376 du C. I. R.