Het eerste vermoeden, betreffende de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit als vennootschapsmandataris (artikel 3, § 1, vierde lid, koninklijk besluit nr. 38), kan weerlegd worden door aan te tonen dat geen zelfstandige beroepsactiviteit wordt uitgeoefend.
La première présomption, concernant l'exercice d'une activité professionnelle indépendante de mandataire social (article 3, § 1er, alinéa 4, arrêté royal n° 38), peut être renversée en prouvant qu'aucune activité professionnelle indépendante n'est exercée.