Door die categorie van personen vrij te stellen van het examen inzake beroepsbekwaamheid, is de wetgever trouw gebleven aan de steeds opnieuw bevestigde en door tal van Staten gedeelde opvatting volgens welke de praktijk aan de balie het mogelijk maakt de psychologische, menselijke en juridische kwaliteiten te verwerven die de rechters moeten bezitten.
En dispensant cette catégorie de personnes de l'examen d'aptitude professionnelle, le législateur est resté fidèle à la conception souvent réaffirmée et partagée par de nombreux Etats selon laquelle la pratique du barreau permet d'acquérir les qualités psychologiques, humaines et juridiques que doivent posséder les juges.