Daaruit volgt dat, voor de ouderen van buitenlandse nationaliteit die niet behoren tot de categorieën die in artikel 4, 2° tot 5°, worden beoogd, de toekenning van de IGO afhangt van een voorwaarde die verbonden is met het bestaan van een beroepsloopbaan in België, en die niet geldt voor de andere categorieën van gerechtigden vermeld in artikel 4 van de wet van 22 maart 2001.
Il en résulte qu'à l'égard des personnes âgées de nationalité étrangère autres que celles visées à l'article 4, 2° à 5°, l'octroi de la GRAPA est subordonné à une condition, liée à l'existence d'une carrière professionnelle en Belgique, qui n'existe pas pour les autres catégories de bénéficiaires visées par l'article 4 de la loi du 22 mars 2001.