Zonder dat moet worden nagegaan of en in welke mate de parlementsleden beschikten over voldoende informatie zoals daaraan wordt herinnerd in B.11, stelt het Hof vast dat zij, op het ogenblik van de aanneming van het bestreden decreet, hun rol in het kader van de goedkeuring van een vergunning niet in die zin begrepen dat een wetgevingsprocedure ten gronde vereist was met het oog op de aanneming, in detail, van een « specifieke wetgevingshandeling » in de zin van artikel 2, lid 2, van het Verdrag van Aarhus en van artikel 1, lid 5, van de voormelde richtlijn 85/337/EEG.
Sans qu'il soit nécessaire d'examiner si et dans quelle mesure les parlementaires ont disposé de l'information suffisante rappelée en B.11, la Cour constate qu'au moment de l'adoption du décret attaqué, ils ne concevaient pas leur rôle dans le cadre de la ratification d'un permis comme impliquant une procédure législative au fond visant à l'adoption, en détail, d'un « acte législatif spécifique » au sens de l'article 2, paragraphe 2, de la Convention d'Aarhus et de l'article 1, paragraphe 5, de la directive 85/337/CEE précitée.