Het Hof van Justitie beschouwt dat het behoud van exclusieve rechten, zelfs van voorlopige aard, tijdens een relatief lange periode na het verstrijken van de termijn voor omzetting van Richtlijn 2002/22/EG, waarbij aan een onderneming de taak wordt toevertrouwd om de universele dienst aan te bieden buiten een open procedure voor aanwijzing van de aanbieder, indruist tegen de artikelen 3, § 2, en 8, § 2, van Richtlijn 2002/22/EG.
La Cour de justice considère que le maintien de droits exclusifs, même de nature transitoire, pendant une relativement longue période après l'expiration du délai de transposition de la Directive 2002/22/CE, confiant à une entreprise la tâche de fournir le service universel en dehors d'une procédure ouverte de désignation du prestataire, est contraire aux articles 3, § 2, et 8, § 2, de la Directive 2002/22/CE.