Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat « het recht van eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, om daadwerkelijk te worden verdedigd door een advocaat, indien nodig ambtshalve aangewezen », deel uitmaakt
van de fundamentele elementen van het recht op een eerlijk proces, en dat, wanneer een nationale wetgeving « aan de houding van een beklaagde tijdens de aanvangsfase van de ondervragingen door de politie gevo
lgen [verbindt] die beslissend zijn voor de vooruitzichten van de verdediging in elke latere st
...[+++]rafrechtelijke procedure », « artikel 6 [.] normaal gezien [vereist] dat de beklaagde reeds tijdens de eerste stadia van de ondervragingen door de politie de bijstand van een advocaat kan genieten ».La Cour européenne des droits de l'homme juge que « le droit de tout accusé à être effectivement défendu par un avocat, au besoin commis d'office » figure parmi les éléments fondamentaux du droit au procès équitable et que lorsqu'une législation nationale attache « à l'attitude d'un prévenu à la phase initiale des interrogatoires de police des conséquences déterminantes pour les perspectives de la défense lors de toute procédure pénale ultérieure », « l'article 6 exige normalement que le prévenu puisse bénéficier de l'assistance d'un avocat dès les premiers stades des interrogatoires de police ».