Met het derde middel wordt gesteld dat het Gerecht het Unierecht onjuist heeft toegepast door te oordelen dat ook bij het onderzoek van zaken over de toepassing van de transparantieverordening geldt dat in het kader van een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 263 VWEU de rechtmatigheid van de bestreden handeling moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en de juridische situatie die bestonden op de datum waarop de handeling is vastgesteld.
Dans son troisième moyen, elle argue que le Tribunal a mal appliqué le droit de l’Union en estimant que, dans le cadre d’un recours en annulation formé en vertu de l’article 263 TFUE, la légalité de l’acte attaqué doit, même lorsqu’il s’agit de juger une affaire au regard du règlement sur la transparence, être appréciée en fonction des éléments de fait et de droit existant à la date à laquelle l’acte a été adopté.