In de verwijzingsbeslissing wordt het Hof ondervraagd over het verschil in behandeling dat het voormelde artikel 198, eerste lid, 10°, zou invoeren tussen twee categorieën van vennootschappen die, enerzijds, dividenden ontvangen die - met toepassing van de artikelen 202 tot 205 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen - niet als definitief belaste inkomsten zullen worden afgetrokken en die voortkomen uit aa
ndelen die zij niet gedurende een ononderbroken pe
riode van minstens een jaar hebben behouden, en die, anderzijds, lenin
gsinterest ...[+++]en moeten betalen die zij als beroepskosten wensen af te trekken.
La Cour est interrogée, par la décision de renvoi, sur la différence de traitement que ferait l'article 198, alinéa 1, 10°, précité entre deux catégories de sociétés qui, d'une part, recueillent des dividendes qui ne seront pas déduits à titre de revenus définitivement taxés - en application des articles 202 à 205 du Code des impôts sur les revenus - et qui proviennent d'actions qu'elles n'ont pas détenues pendant une période ininterrompue d'au moins un an, et qui, d'autre part, sont redevables d'intérêts d'emprunts qu'elles souhaitent déduire à titre de frais professionnels.