- indien het gaat om de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoelde familieleden van een vreemdeling die gemachtigd is om zich in het Rijk te vestigen of diens familieleden op wie artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, van toepassing is, voorzover deze, wat de echtgenoot of de partner betreft, samenleeft met de vreemdeling die vervoegd wordt.
- lorsqu'il s'agit de membres de la famille visés à l'article 10, § 1, alinéa 1, 4° à 7°, ou auxquels l'article 10, § 1, alinéa 1, 1°, est applicable, d'un étranger autorisé à s'établir, pour autant, en ce qui concerne le conjoint ou la partenaire, qu'il vive avec l'étranger rejoint.