1. Iedere lid-Staat treft onder de in dit artikel gestelde voorwaarden de maatregelen die nodig zijn om naar aanleiding van een door een andere lid-Staat gedaan verzoek vast te kunnen stellen of een natuurlijke of rechtspersoon tegen wie een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld één of meer rekeningen van welke aard dan ook bezit of controleert bij een op zijn grondgebied gevestigde bank en om, indien zulks het geval is, alle nadere gegevens over de betrokken rekeningen te kunnen verstrekken.
1. Chaque Etat membre prend, dans les conditions prévues au présent article, les mesures nécessaires pour déterminer, en réponse à une demande envoyée par un autre Etat membre, si une personne physique ou morale faisant l'objet d'une enquête pénale détient ou contrôle un ou plusieurs comptes, de quelque nature que ce soit, dans une quelconque banque située sur son territoire et, si tel est le cas, il fournit tous les renseignements concernant les comptes répertoriés.