2. 1. De bevoegde instanties van de lidstaten verbieden een vervoerder internationaal personenvervoer in het kader van deze verordening op hun grondgebied te verrichten, indien er sprake is van ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving inzake het vervoer over de weg en van zodra daarover een definitief besluit is genomen, na gebruikmaking van alle mogelijkheden tot herziening die voor de vervoerder openstaan, met name ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders.
2. Les autorités compétentes des États membres interdisent toute exploitation de services internationaux de voyageurs relevant du présent règlement sur leur territoire aux transporteurs ayant commis des infractions graves à la législation communautaire dans le domaine des transports routiers et après qu'une décision définitive a été arrêtée après que toutes les voies juridiques de recours ouvertes au transporteur ont été épuisées, notamment en ce qui concerne les normes applicables aux véhicules et les temps de conduite et de repos des conducteurs.