Iedere lidstaat verleent zijn nationale lid echter ten minste de in artikel 9 ter genoemde bevoegdheden en, onder voorbehoud van artikel 9 sexies, de in de artikelen 9 quater en 9 quinquies bedoelde bevoegdheden die te zijner beschikking zouden staan in zijn functie van rechter, openbaar aanklager of politiefunctionaris, al naargelang van het geval, op nationaal niveau.
Cependant, chaque État membre confère à son membre national au moins les pouvoirs décrits à l’article 9 ter et, sous réserve de l’article 9 sexies, les pouvoirs décrits aux articles 9 quater et 9 quinquies, dont il disposerait en sa qualité de juge, de procureur ou d’officier de police, selon le cas, au niveau national.