De beperking van het recht op beroep tot de « personen die de ouderlijke macht uitoefenen of die de jongere in rechte of in feite onder hun bewaring hebben » alsmede tot de jongere die zelf meer dan veertien jaar oud is, werd verantwoord als volgt (Parl. St., Franse Gemeenschapsraad, nr. 165, 1990-1991, nr. 1, p. 27) :
La limitation du droit de recours aux « personnes investies de l'autorité parentale ou ayant la garde du jeune en droit ou en fait » ainsi qu'au jeune âgé de plus de quatorze ans lui-même a été justifiée comme suit (Doc., Conseil de la Communauté française, n° 165, 1990-1991, n° 1, p. 27) :