Tot slot is het onjuist te beweren dat door artikel 39 als « niet-bestaande » te beschouwen, de wetgever « trouwens » een andere discriminatie in het leven zou hebben geroepen, « vermits sommige tijdelijke officieren nog een vertraging bij de bevordering zouden ondergaan en anderen niet ».
Enfin, il est inexact de soutenir qu'en considérant l'article 39 comme « n'existant pas », le législateur aurait « d'ailleurs » créé une autre discrimination, « puisque certains officiers temporaires subiraient encore un retard à l'avancement et d'autres pas ».