Om hieraan tegemoet te komen, bepaalt het in het geding zijnde artikel 11, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, zoals het van toepassing was op het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil, dat de verschuldigde bijdrage niet hoger kan zijn dan de bijdrage die moet worden betaald op een inkomen van 112,99 pct. van het jaarlijkse inkomen dat de betrokkene mag cumuleren met zijn uitkering.
Pour y remédier, l'article 11, § 5, alinéa 1, en cause de l'arrêté royal n° 38, tel qu'il s'appliquait au litige soumis au juge a quo, disposait que la cotisation due ne pouvait être supérieure à celle à payer sur un revenu s'élevant à 112,99 p.c. du revenu annuel que l'intéressé peut cumuler avec la prestation dont il bénéficie.