5. Indien een Staat die Partij is meent niet in staat te zijn binnen tien jaar nadat dit Verdrag voor die Staat die Partij is in werking is getreden de in het eerste lid van dit artikel bedoelde resten van clustermunitie te ruimen en te vernietigen of de ruiming en vernietiging ervan te waarborgen, kan hij een verzoek indienen bij de Vergadering van de Staten die Partij zijn of bij een Toetsingsconferentie voor een verlenging van de uiterste termijn voor het voltooien van de ruiming en vernietiging van dergelijke resten van clustermunitie met een tijdvak van ten hoogste vijf jaar.
5. Si un État partie ne croit pas pouvoir enlever et détruire tous les restes d'armes à sous-munitions visés au paragraphe 1 du présent article, ou veiller à leur enlèvement et à leur destruction, dans le délai de dix ans suivant l'entrée en vigueur de la présente Convention pour cet État partie, il peut présenter à l'Assemblée des États parties ou à une Conférence d'examen une demande de prolongation du délai fixé pour l'enlèvement et la destruction complète de ces restes d'armes à sous-munitions, pour une durée ne dépassant pas cinq ans.