Met het oog op de instandhouding van de in artikel
1, lid 1, genoemde bodemfuncties nemen de lidstaten passende en evenredige maatregelen ter beperking van de opzettelijke of onopzettelijke introductie van gevaarlijke stoffen op of in de bodem, behalve wanneer die het gevolg is van atmosferische depositie of van natuurverschijnselen die uitzonderlijk, onontkoomb
aar en onafwendbaar zijn, teneinde een opstapeling van die stoffen die effect op de bestaande bodemfuncties zou hebben, met inachtneming van het huidige en het toekomstige gebruik, of
die zou l ...[+++]eiden tot aanzienlijke risico's voor de volksgezondheid en het milieu, te vermijden.
Afin de préserver les fonctions des sols visées à l'article 1, paragraphe 1, les États membres prennent des mesures appropriées et proportionnées pour limiter l’introduction intentionnelle ou non de substances dangereuses dans le sol, à l'exception de celles qui sont déposées par l’air et de celles qui sont dues à un phénomène naturel exceptionnel, inévitable et incontrôlable, afin d’éviter l’accumulation de substances risquant d'avoir des répercussions sur les fonctions actuelles des sols compte tenu de leur utilisation effective et future ou d’entraîner des risques importants pour la santé humaine ou pour l’environnement.