2. wijst erop dat de VS blijkbaar van mening is dat de vrije handel voor een supermacht een eenrichtingsstraat is - goed voor de VS-export, maar niet goed voor de binnenlandse industrie van de VS - en dat dit in flagrante tegenspraak is met de boodschap die in Doha aan de ontwikkelingslanden werd gegeven, dat zij door liberalisatie van de markten voor alle niet-agrarische producten en diensten zouden kunnen delen in de voordelen van de mondialisering; is van mening dat dit de inherente zwakte van het neoliberale WTO-bestel onder leiding van de noordelijke landen blootlegt;
2. observe qu'à l'évidence, le libre-échange est pour les États-Unis une voie à sens unique réservée à une superpuissance, un concept valable pour les exportateurs américains, mais non pour les industriels américains, souligne le fort contraste existant entre cette attitude et l'invitation faite à Doha aux pays en voie de développement: ouvrir leurs marchés à tous les produits et services non agricoles pour bénéficier à leur tour de la mondialisation, et considère que cette situation dénonce les lacunes inhérentes au système néolibéral de l'OMC, régi par les pays du Nord;